Zowel in de aankondigingen van concerten als in de recensies of anderszins staan Djaduk en Kua Etnika als twee aparte entiteiten te boek. Toch zijn de twee eenheden onlosmakelijk met elkaar verbonden, omdat het proces van componeren immers traditioneel is. De reden waarom Djaduk apart van de groep wordt gehouden, heeft te maken met de reputatie die hij zelfstandig heeft weten op te bouwen. Kennis van en affiniteit met muziek en dans heeft hij voornamelijk te danken aan het feit dat hij opgroeide in de sfeer van kunst en cultuur. Al op zeer jeugdige leeftijd werd hij geconfronteerd met dans en muzikale experimenten. Als één (de jongste) van zeven kinderen moest Djaduk al vroeg leren op eigen benen te staan. Hij deed aan allerlei producties en optredens mee om zijn schoolgeld te kunnen betalen. Na de middelbare school besloot hij een opleiding te volgen aan de kunstacademie, maar voelde zich uiteindelijk meer op zijn plaats in de wereld van de muziek. Naast het uitvoeren van opdrachten voor dans, film, televisiedrama en reclame houdt hij zich bezig met theater. Het feit dat hij een autodidact is en een niet-muzikale opleiding volgde, helpt eraan mee dat hij klankkleuren kan visualiseren en de muziek op een vrije en onorthodoxe manier kan waarmaken. Al vanaf 1979 probeert Djaduk een brug te slaan tussen moderne en traditionele muziek; subtiele humor is hierin één van de ingrediënten. De componist en criticus Suka Hardjana heeft zijn muziek samengevat als een die boven de dichotomieën 'oost-west, nu-vroeger, traditie-modern, tribaal-universaal, nationaal-internationaal, provinciaal-nationaal, lokaal-globaal, amusement-kunst' staat (Kompas 1997).
Djaduk is onder andere betrokken geweest bij de oprichting van groepen die na verloop van tijd verdere activiteiten staakten, of hun eigen weg ingingen. Eén van die groepen heet "Komunitas Pak Kanjeng" (1993-95) die de dichter Emha Ainun Nadjib muzikaal ondersteunde. Deze groep is een voortvloeisel van de begeleidingsgroep van Teater Gandrik in de jaren tachtig die hij samen met Novi Budianto opzette. Na een breuk splitsten hun wegen en de groep heet nu: "gamelan Kyai Kanjeng".
Kua Etnika, een groep die zich beweegt in verschillende facetten van kunst, zoals muziek, dichtkunst en theater, manifesteerde zich na 1995. De groep is bezig met projecten voor kortere of langere perioden, waaronder Dua Warna (hoofdstuk 5), Teater Gandrik, Padepokan Seni Bagong K. en de politiek-satirische monologen van Butet Kartaradjasa. De muziek van Kua Etnika die ook autonoom aan het publiek wordt gepresenteerd heeft vaak een dolanan (spel) als uitgangspunt; spelenderwijze wordt kritiek op traditionele waardenstelsels geleverd. Het spelelement zorgt dus voor een kritische doch niet te serieuze toon.
Vóór iedere productie zijn avonden van 'brainstormen' in touw gezet door de kern van Kua Etnika bestaande uit Butet (tevens producent), Indra Tranggono (auteur), Djaduk en zijn assistent Purwanto, waarbij onder meer thema's, doelstellingen en werkschema's worden besproken. De overige leden van Kua Etnika (waaronder Raharja) zijn nagenoeg allen traditioneel (karawitan) geschoold (sommigen hebben een westerse muziekopleiding op de ISI gevolgd). Enkelen hebben al eens samengewerkt met Murhadi en Otok (padepokan en PLK, Pusat Latihan Karawitan). Buiten Kua Etnika houden zij zich gezamenlijk of afzonderlijk bezig met andere producties. Purwanto en Pardiman hebben zich min of meer als componist in Yogya gevestigd. Zij wisselen binnen de groep met Djaduk af.
Sinds 1998 heeft Kua Etnika een eigen studio (sanggar) annex pendopo (voorgalerij), kantoor, discussieruimte en een breed assortiment van instrumenten. Vóór die tijd moesten artiesten zowel de ruimte als de instrumenten huren van Bagong. Musiceren betekent voor hen een fulltime job en het geld dat wordt verdiend aan opdrachten wordt geïnvesteerd in de sanggar. De twee albums (Nang Ning Nong en Ritus Swara) die zij inmiddels op hun naam hebben staan en de concerten zijn door sponsoring mogelijk gemaakt.
Een belangrijk concept dat aan de werken van Djaduk en Kua Etnika ten grondslag ligt, is sense of ngeng, een muzikaal instinct (gevoel voor ritme en toonhoogten) dat in principe in ieder mens aanwezig is, maar zich niet bij iedereen manifesteert omdat dit niet onderkend is en daardoor niet ontwikkeld. Sense of ngeng, een combinatie van de Engelse taal en een abstract woord (ngeng betekent letterlijk 'zoemen'), drukt flexibiliteit en collectiviteit uit, niet alleen tussen de musici onderling maar ook tussen het publiek en de musici (persoonlijk commentaar van Djaduk 1999). Terugkijkend op het hoofdstuk over karawitan (zie p.23) is de sense of ngeng óók al aanwezig echter binnen de grenzen van de pathet en de formele structuren. Volgens Djaduk zorgt sense of ngeng voor het communicatieve aspect van de muziek, vooral door de wisselwerking die de musici met het publiek heeft.
De muziek van Kua Etnika en Djaduk vormt een brug tussen avant-gardisme en amusement en is vaak maatschappelijk geëngageerd. In de paragrafen hieronder worden enkele werken, gecomponeerd onder verschillende omstandigheden, onder de loep gehouden.